De voetbalgekte raast weer door het land. En vanaf volgende week wordt Brazilië even het voetbalwalhalla.
Inderdaad. Het WK komt eraan. En dat voel je overal: op het werk, in je vriendenkring, in zowat alle media en winkels, zelfs thuis aan tafel. Overal duiken Rode Duivels en oranje onesies op. En iedereen heeft het maar over voetbal. Maar kun jij al die gesprekken vol voetballerslatijn wel volgen?
Zou het niet heerlijk zijn om je vrienden en collega’s eens lekker verbaal te tackelen? En al die diehard voetbalfans nog voor de aftrap op het verkeerde been te zetten met je uitgebreide voetbalkennis? Of om vriend en vijand buitenspel te zetten met uitdrukkingen die alleen échte voetbalkenners gebruiken? Dan is deze taaltip voor jou een voltreffer.
Scoor 26 x op het WK 2014
Commentaar geven als een echte voetbalcoach? Dat is voortaan een schot voor open doel.
Vergeet woorden als schwalbe, angstgegner, vleugelspitsen of panna. Die kent inmiddels vrijwel iedereen. Nee, doe voortaan gewoon eens een krasse Cruijffiaanse uitspraak. Of verras iedereen met een van de volgende 26 niet-alledaagse woorden of uitdrukkingen uit het voetbal. En geniet daarna van de verstelde blikken rondom je. 1-0!
- A – Ausputzer (uit het Duits): laatste man van de verdediging die erom bekendstaat dat hij meestal de bal zo ver mogelijk wegtrapt.
- B – Banaan: gekrulde voorzet vanaf de zijlijn van de goal weg. Handelsmerk van Franky Vercauteren.
- C – Catenaccio (letterlijk: grendel): manier van spelen die populair is in Italië. Sterk verdedigende manier van voetballen waarbij doelpunten uit een counter moeten voortkomen. Synoniem: betonvoetbal.
- D – De bal is rond: een uitdrukking om aan te geven dat een wedstrijd niet altijd door de sterkste wordt gewonnen. Tip! Verras iedereen, net als Johan Cruijff, met de Spaanse versie: la pelota esta redonda.
- E – Engeltje op de lat: uitdrukking voor een keeper die geluk heeft dat veel schoten naast het doel verdwijnen.
- F – Flaghappy: benaming voor grensrechters die te snel en te vaak afvlaggen.
- G – Gekraakt schot: de bal niet vol kunnen raken waardoor de kracht ontbreekt.
- H – Hattrick: drie doelpunten van één speler in één wedstrijd. Als de doelpunten in één helft worden gemaakt als een aaneengesloten reeks spreek je van een loepzuivere hattrick.
- I – Inkomen met gestrekt been: een onbesuisde overtreding, gericht op het blesseren van de tegenstander.
- J – Jagen: de tegenpartij op de eigen speelhelft aanvallen en onder druk zetten, om zelf weer in balbezit te komen. Synoniem: fore-checking.
- K – Kapotfluiten: een scheidsrechter kan door heel streng te fluiten de wedstrijd ‘kapotfluiten’. Het tempo wordt dan lager en daarmee het spel vaak saai.
- L – Lange halen, snel thuis: speltype waarbij de bal ver naar voren wordt geschoten en dan ook weer snel terug is in de verdediging.
- M – Met z’n elven voor het doel hangen: manier van spelen waarbij het hele elftal verdedigt; komt vaak voor als een ploeg op voorsprong staat en deze score koste wat het kost wil behouden. Tip! Zeg het in het Engels: parking the [team] bus in front of the goal.
- N – Naar binnen trekken: als speler meer naar het midden lopen.
- O – Oorlog in de zestien: verwarring stichten in het vijandelijk strafschopgebied.
- P – Postbodevoetbal: van spelers die de bal niet over grote afstand naar een medespeler kunnen passen, maar de bal als het ware persoonlijk komen bezorgen.
- Q – Quick whistler: scheidsrechter die direct fluit wanneer hij een buitenspelsituatie constateert, zonder af te wachten of er opzet in het spel is. Antoniem: blower-on-sight (scheidsrechter die afwacht of een speler de bedoeling heeft om voordeel te behalen uit een buitenspelsituatie, en hier pas voor fluit wanneer dit inderdaad het geval is).
- R – Resultaatvoetbal: voetbalstijl waarbij balbezit, het voorkomen van tegendoelpunten en het eindresultaat het uitgangspunt is. Dit gaat vaak ten koste van de aantrekkelijkheid van de wedstrijd.
- S – Stiften: de voetbal met de punt van de schoen raken zodat de bal met een boogje over de tegenspeler, met name de doelman, heen gaat.
- T – Tikkie terug: korte pass achterwaarts.
- U – Uitverdedigen: zich uit de eigen verdediging spelen en het spel van achteren opbouwen nadat balbezit is veroverd.
- V – Voetbal is oorlog: een harde, agressieve speelstijl is noodzakelijk én aanvaardbaar als je wilt winnen, gele en eventueel ook rode kaarten inbegrepen.
- W – Weg is weg: (1) bal wegschieten bij het doel vandaan; (2) paniekerig verdedigen in de laatste fase van een wedstrijd (paniekvoetbal).
- 1/2 – 1-2’tje: een actie waarbij een speler een pass geeft naar een medespeler en in dezelfde loopbeweging de bal ook terugkrijgt van die medespeler.
- Y – Yellow card (gele kaart): kaart, geel van kleur, die de scheidsrechter aan een speler toont als waarschuwing voor een vorm van ongeoorloofd wangedrag. Tweemaal geel is rood (waarbij de speler uit het veld wordt gestuurd).
- Z – Ziekenhuisbal: (1) bal die tussen twee spelers in belandt, zodat de twee inkomende spelers tot een onvermijdelijke crash komen; (2) een veel te zwakke pass.
Wil je nog meer weten?
Deze handige webpagina’s helpen je zeker verder:
- Wat is buitenspel? (video)
- Voetbalwoordenboek van Jaap van der Wijk
- Waar komen voetbaltermen vandaan?
- Nog meer voetbaltermen (A-K)?
- Nog meer voetbaltermen (L-Z)?
- Volg het WK op de voet op de officiële website van de FIFA
© 2014 John Vanormelingen
Met dank aan het Voetbalwoordenboek van Jaap van der Wijk.